Verbonden in Eenheid

 

Het is schemerig in de kamer. Ik heb een handdoek over de kleine lamp gehangen om de tengere persoon in het ziekenhuisbed niet te storen. Hij had last van het licht. Vol onrust heft hij af en toe zijn armen omhoog met een vraag naar mij: ‘Wat gebeurt er, wat is er met mij aan de hand?’ Het is een stille vraag, zoals de hele wereld stil is voor hem. Een grote opgave voor zijn ziel om doofstom en verstandelijk beperkt dit aardse leven te zijn ingestapt, bedenk ik me. Toch kent iedereen hem in het tehuis als een tevreden mens met een grote stralende glimlach. Hij wilde geen gebarentaal leren, maar was wel heel geïnteresseerd in techniek en in planten.

 

Nu ligt hij sinds kort op de zorgafdeling van het tehuis als terminaal patiënt. Zodoende is hij enkele nachten onder mijn hoede. Voor dit moment heb ik hem alle fysieke zorg gegeven en zit ik geknield voor zijn bed met zijn handen in de mijne. Mijn hart gaat naar hem uit. Wat zou ik hem graag wat rust en vertrouwen geven. Ik praat gewoon maar zachtjes tegen hem, ook al hoort hij me niet. Ik weet dat ik van binnen met mijn ziel contact met hem maak. Ik voel mijn eigen onzekerheid en onmacht groeien als ik bemerk dat niets helpt. Zijn onrust blijft. Ik dacht het een en ander te weten over leven en ‘de andere kant’, maar in dit moment lijk ik helemaal niets te weten. Waar is mijn eigen rust en vertrouwen? Wat is het moeilijk om niets te kunnen doen. Om Niets te kunnen doen.

 

Op enige afstand ga ik in de leunstoel zitten die in de kamer staat en probeer tot rust te komen. Steeds weer komen er flarden van onrustige beelden en gevoelens bij me binnen waar ik geen touw aan vast kan knopen. Zijn ze van hem of van mij? Ik sta op en ga naar de kamer van een andere patiënt. Zij ligt wakker in bed op haar vingers te kluiven. Bij haar ervaar ik rust.

 

Terug in de leunstoel in de schemering stel ik vast dat de rusteloze beeldflarden niet van mij zijn. Ik probeer helemaal bij mezelf te komen, zoals ik dat bij Psychosofia geleerd heb, en vraag aan mijn innerlijk Licht of ik hulp kan geven als dat nodig is, ook al weet ik niet hoe.

 

Ik bedenk me dat hij van planten en bloemen houdt. Van ‘in de tuin werken’. En ik probeer me een tuin voor te stellen vol zachtgroen en bloemen, met daarboven een stralende zon. Het is niet gemakkelijk om me in deze situatie een tuin voor te stellen. Maar het lijkt alsof de energieën van onrust opgepakt worden en geordend worden tot een mooie, maar onduidelijke tuin. Toch neem ik genoegen met het resultaat, ik kan niet anders. De engelen zullen mijn poging zeker aanvullen.                                                                                       

 

De tuin ligt voor ons en van binnen vraag ik hem: ‘Kijk Siem, deze tuin is voor jou. Als je wilt ben je van harte welkom.’ En ik voel meer dan dat ik zie, hoe hij de tuin binnen stapt en we samen in de tuin zijn. Het ontroert me en ik ben dankbaar. Ik zie hoe er rust in hem komt. Hij ligt nu stil op zijn zij en kijkt me met grote ogen aan. Dank U God voor onze verbinding die er altijd is en ik druk een kus op zijn voorhoofd.

 

De volgende dag is hij heengegaan. Via de tuin naar het Licht. En ik weet nu dat zijn Hogere Wezen mij liet bedenken dat hij van planten en bloemen hield en graag in de tuin was.

 

Verbonden in Eenheid.

 

© Marlin Plantema

 

Getagd , , , , , . Bladwijzer de permalink.

Geef een reactie